Energieonafhankelijkheid is een lang verhaal
Thomas Planell, Beheerder - Analist DNCA Investments.
Hoewel de oliecrisis van 1973 voor altijd in het geheugen gegrift staat, was het geen testcase voor producenten uit het Midden-Oosten.
Al in 1967 gebruikten Saoedi-Arabië, Koeweit, Irak, Libië en Algerije het oliewapen tegen de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en West-Duitsland.
Tussen juni en augustus 1967 werden 1,5 miljoen vaten per dag (mb/d) van de markt gehaald.
Maar de schok van 1973 (4,4 mb/d) was ongezien hevig. Toen ontstond er een tekort van bijna 15 % van het wereldwijd verhandelde volume. Bij gebrek aan aanpassingsvariabele (de Verenigde Staten waren sinds het begin van het decennium netto-importeurs geworden) kon het tekort niet worden gedicht. De piekende prijzen en de stokkende economische groei stortten de westerse wereld in stagflatie.
Begin april kondigde Saoedi-Arabië aan de productie met een half miljoen vaten per dag terug te schroeven. Het fiscale break-evenpunt van het land (dat grossiert in megaprojecten) ligt tussen de $ 70 en de $ 80, waarboven het een begrotingsoverschot van bijna 6 % veiligstelt. Op $ 82 ligt de prijs van een vat WTI $ 10 boven het niveau waaraan de Verenigde Staten hun strategische reserves heropbouwen.
Samen met de terugval in de Russische productie van 500.000 vaten per dag maakt dat in totaal voor de OPEC+ (die al onder haar quota produceerde) 1,6 miljoen vaten minder.
Op het niveau van de productie van het kartel (93,9 mb/d in 2020) zou deze daling met minder dan twee procentpunten gematigd kunnen lijken.
Maar met een nettotekort van volgens sommige schattingen 2 miljoen vaten per dag zou dit tijdens de tweede jaarhelft kunnen leiden tot een daling van de westerse voorraden en een aanzienlijke opwaartse druk op de prijzen.
Voorlopig blijven de koersen onder controle, met een stijging van slechts 10 % sinds de aankondiging. Het is overigens niet ongewoon om dit soort vijfdaagse schommelingen waar te nemen, die eigenlijk heel vaak voorkomen op de oliemarkten.
De inflatieverwachtingen bleven vrij onbewogen tegenover de beslissing van het kartel. De Amerikaanse break-evens waren de dag na de aankondiging zelfs gedaald, rond 2,305 % op tien jaar, een niveau waarvan ze weinig afwijken ondanks een consumer price index die in maart onder de verwachtingen bleef. De correlatie tussen olie en de economische groeiverwachtingen blijft volop spelen. Feit is evenwel dat historisch gezien, buiten 1973, vooral de vraagschokken de sterkste opwaartse bewegingen op de olieprijs veroorzaakten.
De aankondigingen van productieverlagingen door de OPEC wogen daarentegen vooral op de groeiverwachtingen en dus in fine op de vraag naar olie.
De voorbije 40 jaar, op momenten dat de Amerikaanse werkloosheidsgraad piekte (+3,5 % tussen 1980 en 1982, +2 % tussen 1990 en 1992, +2,4 % tussen 2008 en 2009, +11,2 % in 2020), is de olieprijs met gemiddeld 44 % gedaald, wat wijst op een gevoeligheid van 1,7 % van de prijs per vat voor elke stijging met 0,10 % van de Amerikaanse werkloosheid.
De westerse economische vertraging (die zich wellicht zal doorzetten volgens het Internationaal Energieagentschap, dat destijds werd opgericht als reactie op de eerste oliecrisis) compenseert voor een deel de aanbodschok in de hoofden van de beleggers.
Voorlopig ziet het er dus naar uit dat de verwachte economische vertraging het laatste woord heeft omtrent de prijs van fossiele brandstoffen, die nog steeds 80 % van de mondiale energiemix uitmaken.
Wat maakt dat de storm van afgelopen winter definitief vergeten lijkt te zijn.
Aardgas noteert onder de 40 euro per MWh, ver onder de pieken van 300 euro van enkele maanden geleden.
Stilaan lijkt het idee te ontstaan dat Europa zonder slag of stoot kan ontsnappen aan de Russische invoer … Op voorwaarde dat men de ogen sluit voor de invoer van bijvoorbeeld Indiase diesel, geraffineerd uit Russische olie … Of de invoer van lng uit Rusland die niet helemaal afgesloten werd.
Het Amerikaanse lng waar Europa sinds de oorlog gebruik van heeft gemaakt, is dan wel niet met bloed besmeurd, groen kan het bezwaarlijk genoemd worden.
We weten dat de winning uit schaliebekkens niet echt duurzaam is.
Voor Brussel lijkt het belangrijkste echter om de verbrandingsmotor in 2035 te verbannen in plaats van vooruitgang te boeken in de omkadering van de elektriciteitsmarkt of de upgrade van het nucleaire park. Dat komt China ten goede. Als een van de meest vooruitstrevende landen op het gebied van elektrische mobiliteit begint het zijn goedkope (en lang niet minderwaardige) elektrische voertuigen massaal naar Europa te exporteren, getuige de duizelingwekkende groei van de verkoop van het merk BYD in Europa.
Hernieuwbare energiebronnen, met name bedoeld om die vloot in bewegen te houden, lossen het probleem van onze afhankelijkheid niet helemaal op.
Net als de fotovoltaïsche cellen in onze zonne-installaties zijn de daarvoor noodzakelijke zeldzame aardmetalen afkomstig van de Chinese markt en rond de reserves heerst de grootste geheimhouding.
Het zal lang duren voordat de door de Europese Commissie voorgestelde initiatieven voor de bevoorradfingszekerheid met kritische mineralen en metalen hun eerste effect zullen opleveren.
De bladzijde van de gascrisis van 2022 lijkt dan wel omgeslagen, het hoofdstuk is nog niet afgesloten. Het begin van de zomerperiode voor het aanvullen van de voorraden zal ons een idee geven van hoelang het hoofdstuk nog zal duren.
De epiloog van het bewogen verhaal van de zoektocht naar energiezekerheid is in ieder geval niet in zicht. Het verhaal zou wel eens heel lang kunnen aanslepen, zolang we gewoon de ene afhankelijkheid ruilen voor een andere ...
Perscontact:
Gunther De Backer
De prestaties uit het verleden houden geen voorspelling in met betrekking tot de toekomstige prestaties. De beheerkosten zijn inbegrepen in de prestaties. De rendementen worden berekend door DNCA Finance. Dit promotiedocument is een vereenvoudigde voorstellingstool en vormt noch een aanbod om in te schrijven, noch een beleggingsadvies.
DNCA Investments is een handelsmerk van DNCA Finance.